Ga naar de inhoud

Historie

In het boek ‘Rondom het Sweelinckplein; de bewoners in woord en beeld anno 2012’ is naast interviews met bewoners en een fotoreportage, ook de historie van het Sweelinckplein beschreven. De hierna beschreven historie is overgenomen uit het hoofdstuk ‘Sweelinckplein-Historie’ door Vincent van Ophem.

Prijsvraag

Het begon allemaal met een prijsvraag voor gevelontwerpen en -uitvoering. Op die prijsvraag kon worden ingeschreven door respectievelijk architecten en bouwondernemers. We schrijven 1892. Voor de bouw van de wijk Duinoord met daarin het Sweelinckplein was op 3 november 1891 een plan goedgekeurd door de Gemeenteraad van Den Haag, ingediend door bankier Dr. D.P. Scheurleer. Dit werd in 1892 overgenomen door de NV Haagsche Bouwgrond Maatschappij Duinoord. Doel was om een woonwijk te bouwen op de zogenaamde Dekkersduintjes, die daartoe door de genoemde maatschappij waren aangekocht. Dit was de tweede grote stadsuitbreiding waarvoor het stratenplan in één keer werd ontworpen.

Vanaf het planstadium zou de bouw van Duinoord in totaal circa tien jaar (van 1892 tot 1902) in beslag nemen. De wijk was bestemd voor de ‘welgestelden en de middenklasse’. Een bijzondere bepaling die tot op heden in de koopakte van huizen aan het Sweelinckplein wordt opgenomen is dat er geen ‘danshuizen of bordeelen’ mogen worden gevestigd, op straffe van een dwangsom van 30 gulden per dag, niet geïndexeerd. Ongetwijfeld een aardig bedrag in 1896, hetgeen de uitoefening van een dergelijk etablissement spoedig onrendabel zou hebben gemaakt. Echter, een bedrag van omgerekend € 13,61zou nu geen probleem meer hoeven te zijn voor een ondernemende huizenbezitter! Saillant detail is dat de dwangsom van dertig gulden per dag rechtstreeks ten goede komt aan de eigenaren van de dertig huizen die het dichtst in de buurt liggen bij het huis waar het bordeel zou worden gevestigd.

Dependance van Indië

Tot ver in de twintigste eeuw heerste er een Indische sfeer op het Sweelinckplein. Het was zeer populair bij de ‘Indischman’ en werd ook wel ‘Sweelinckplein-der-residenten’ genoemd, of van ‘particuliere sadja’s’ van dezelfde rang. Aan het plein woonden repatrianten, verlofgangers en een flink aantal ‘Indisch gepensioneeerden’. Deze ‘pensionado’s’ hadden bij voorkeur Indisch personeel in huis. Kokkies en baboes gekleed in kleurige sarongs zwermden rond op het plein en in de omgeving (de ‘trassiebuurt’). Zelfs de begrafenisondernemer op no. 30 had een Indisch-Chinese bediende. Het Indische imago van het plein werd onder andere verstevigd door het ‘Centraal Hotel Duinoord, later Hotel Sweelinck’ (no. 13/14), waar veel verlofgangers uit Indië verbleven. Dit hotel was niet alleen het hotel waar Louis Couperus regelmatig logeerde, maar figureerde ook in ‘Sambals voor Sweelinck’ (1962), de bekende detective-roman van Pim Hofdorp, die ook een Indische sfeer uitademt. In de roman is het hotel de achtergrond voor een vreselijke moord die door commissaris Aremberg moet worden opgelost.

Oorlogsjaren

Het Sweelinckplein heeft ook een relatie met gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog. Niet alleen werd de film Zwartboek (2006) van Paul Verhoeven er opgenomen, maar de overlevering voegt hier ook nog wat realiteitsgehalte aan toe.
In de voorkamer van no. 24 zou aan het eind van de oorlog een knokploeg van het verzet hebben gezeten. De buren, die NSB-sympathieen hadden, waren hiervan op de hoogte maar er werd niemand verraden. In de gang op no. 25 heeft nog jarenlang een gat gezeten waardoor onderduikers vanuit de kastruimte boven de suite-scheiding van no. 24 bij gevaar naar boven konden ontsnappen.
De woonkwaliteit en de sfeer op het plein werden tijdens de oorlog ook beïnvloed door de verplichte inwoning die veroorzaakt werd door de bouw van een tankgracht, waarvoor veel huizen in aangrenzende wijken gesloopt moesten worden. Maar gelukkig kwam er ook weer een einde aan de oorlog en ansichtskaarten van de viering van de bevrijding op het Sweelinckplein geven een vrolijk beeld met een optocht en een fanfare.

Oorlogsjaren herleven bij de opnamen voor de film Zwartboek
Strijd om het bestaan

Begin jaren zeventig dreigde de bijzondere stedenbouwkundige kwaliteit van het Sweelinckplein ernstig te worden aangetast: een projectontwikkelaar had een aantal panden aangekocht op het Sweelinckplein (nrs. 9 tot en met 15), met het doel ze af te breken en er een groot kantoorgebouw (souterrain plus vijf verdiepingen) voor de ‘schatrijke’ Eerste Nederlandse Verzekeringsmaatschappij neer te zetten. Hiertegen werd, geheel in de geest van de roerige jaren zestig, de Maagdenhuisbezetting lag nog vers in het geheugen, een ludieke aktie gestart door een groep van 14 ‘kabouters’ en ‘elfjes’ van de OranjeVrijstaat, een enigszins anarchistische organisatie die in totaal in Den Haag ongeveer 400 kabouters telde.

Aangezien één en ander zich rond de kerstdagen van 1970 afspeelde, hadden een aantal zich als ‘kerstkabouters’ verkleed. Zij bezetten een aantal van de panden, noemden hun aktie ‘De Grote Verschrikkelijke Opstand’ en hingen een spandoek uit het raam waarop stond ‘Voor u bevrijd door Oranje Vrijstaat’. Eenmaal binnen in de panden werd de noodzaak van harde aktie al snel duidelijk: de trappen waren al weggesloopt dus men kon alleen de begane grond betreden.
In de protestbrief aan het College van Burgemeester (Marijnen) en Wethouders werd gesproken van het ‘neo-renaissance karakter van het Sweelinckplein’ dat uniek zou zijn, niet alleen voor Den Haag of Nederland maar voor heel West-Europa. Overigens ging het niet alleen om de panden aan het plein maar ook om het plantsoen, om te voorkomen dat dat ten prooi zou vallen aan de creatie van parkeerplaatsen. De aktie had duidelijk succes want op 29 december 1970 kregen alle eigenaren en bewoners van de panden aan het Sweelinckplein een brief van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), ondertekend door Mr. R. Hotke, Directeur Oudheidkunde en Natuurbescherming, waarin hun te kennen werd gegeven dat een voornemen bestond om de panden op de monumentenlijst te plaatsen en wat de voorwaarden daarbij waren.
Op 19 december 1972, na meer dan twee jaar harde aktie, wordt het Sweelinckplein definitief op de Rijksmonumentenlijst geplaatst, was getekend H.J.L Vonhoff, Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.

Protestgedicht op het Sweelinckplein:

Moet ook die nobele tederheid vergaan?
De gevels spelen met hun torentransen,
Lofwerk van de balkons buigt oude dansen
Rondom het perk waar peinzend bomen staan.
Het Sweelinckplein is als een ademtocht
Van glimlach tussen ’t stadsrumoer der dagen,
Een kleine liefde die weer doet verdragen,
Hoe alles voortraast in een blinde bocht.
De schaduw van Couperus dwaalt hier rond;
Wie zal de ruwe slopershand nog keren,
Den Haag behoeden voor zo’n felle wond?
Moet ook die kleine schoonheid nog vergaan? Droef en misprijzend ziet Eline Vere
Een naderende ramp van verre aan.
[‘Vaderland’, maandag 1 februari 1971, pag.2]

Moderne tijd

Het was een gezellige boel op het plein. Op nummer 36 bijvoorbeeld bevond zich de Palmabar, een ontmoetingsplek voor de hele buurt, met gastheren Stan en Dick. Echter toen er op een gegeven moment op de Groothertoginnelaan bordelen werden gevestigd, kwam er steeds vaker ‘fout’ publiek binnen en zagen Stan en Dick zich genoodzaakt de zaak te sluiten. In de tijd daarna werd het wat minder gezellig, het plein raakte enigszins in verval. In mei 1982 werd daarom een comité genaamd ‘Vrienden van het Sweelinckplein’ opgericht. In een brief dd. 16 mei 1982, gericht aan de pleinbewoners, maakt het comité gewag van de slechte staat waar het plein zich in bevindt: vervuiling, hangjongeren en hondenpoep om er maar enkele te noemen die ook nu nog bekend in de oren zullen klinken.

Als opvolger van het comité uit de jaren tachtig is in 2003 de ‘Stichting Vrienden van het Sweelinckplein’ opgericht. De Stichting leidt nog steeds een bloeiend bestaan, met allerlei commissies zoals de groen-commissie, de activiteiten-commissie, de filmclub, de leesclub en de kookclub. Er worden ook allerlei activiteiten georganiseerd zoals een nieuwjaarsborrel en midzomerfeest. Ook steekt men tezamen met de gemeentelijke plantsoenendienst de handen uit de mouwen om het plantsoen schoon te maken en te beplanten op de zogenaamde ‘schoffeldag’. Er is ook een levendige correspondentie met de gemeente Den Haag over allerlei zaken die het plein aangaan, of het nu gaat om het snoeien van de bolacacia’s, de plaatsing van afvalcontainers, politie-optreden bij het zomerfeest of de plaatsing van kunstwerken op het plein. Aldus enige historie van het Sweelinckplein, en dat het nog lang moge bestaan!